De grote zaal
VWO5 - periode C - groen

Primaire gegevens
Jacoba van Velde, De grote zaal. Uitgeverij Querido. Amsterdam 1953.
Samenvatting
Mevrouw Geertruide (Trui) van der Veen, 74 jaar oud en al acht jaar weduwe, huurt twee kamers en een keuken van mevrouw Lindeman. Tot tweemaal toe krijgt ze een attaque. Dan wordt duidelijk dat ze niet langer op zichzelf kan blijven wonen. Zo belandt ze in een verpleeghuis op een zaaltje met zes bedden: vier aan de ene, twee aan de andere kant. Naast elk bed een nachtkastje: de enige bergplaats voor eigen bezittingen. Ze voelt zich intens triest: 'In een kamer vol oude vrouwen op je dood zitten wachten' (p. 33) lijkt het enige perspectief.
Ze snakt naar de komst van haar dochter Helena ' enig kind ' die getrouwd in Parijs woont. Helena is voor de eerste opvang een paar weken overgekomen, mag driemaal per week op bezoek komen, maar kan niet al te lang blijven. Wel moet ze een financieel probleem helpen oplossen. Omdat moeder en dochter (plus echtgenoot) de kosten van het verpleeghuis niet kunnen betalen, komen die voor rekening van Sociale Zaken. Dit betekent dat mevrouw Van der Veen al haar eigendommen ' met uitzondering van een paar persoonlijke bezittingen ' moet afstaan aan Sociale Zaken. Mevrouw Lindeman schiet te hulp: ze weet gegadigden voor het vloerkleed en de boekenkast en is zelf geïnteresseerd in het tafelzilver. Met grote tegenzin stemt Helena erin toe die zaken weg te halen voordat de inventarisatie door Sociale Zaken plaatsvindt. Ze houdt uiteindelijk tweehonderd gulden over aan die deal.
Moeder beseft wel dat ze niet meer in haar eigen kamer zal terugkeren. Ze kan nog net de zitkamer van het tehuis bereiken, waar de gemeenschappelijke maaltijden worden genuttigd. Haar lichamelijke klachten taxeert de dokter als 'slijtage' (p. 35), waarover ze heel verontwaardigd is. Maar ze toont het niet; als steeds is haar levenshouding: niet lastig zijn. Zo voegt ze zich ook in het weinig aantrekkelijke dagschema: half 6 opstaan en zelf wassen, 7 uur kopje thee, 8 uur ontbijt, 9 uur aardappels (van slechte kwaliteit) schillen, 10 uur koffie, 12 uur warme maaltijd (de borden zijn al opgeschept), rusten, 15 uur thee, 18 uur een boterham, 20 uur naar bed. Eens per week moet ze in bad. Dat is het enige kwartier in de week dat ze wél lastig is. Ze is namelijk heel bang om te vallen en klampt zich zo krampachtig vast aan de verzorgende dat die onmogelijk haar werk kan doen.
In dit treurige, eentonige bestaan zijn het de kleine voorvallen die tot grote proporties uitdijen. Een van de medebewoners lijdt aan epileptische aanvallen. Wanneer dat een keer gebeurt tijdens de warme maaltijd, stoot ze met onvermoede kracht de hele tafel om. Drie vrouwen komen half onder de tafel terecht, de vloer is bedekt met eten. Er breekt paniek uit. De directrice en haar man plus het personeel weten alle dames in bed te krijgen en kunnen dan de boel verder opruimen. Een ander opzienbarend incident vindt plaats op de verjaardag van een van de vrouwen. Zij heeft al eerder een grote doos bonbons gekregen en wil op de feestdag haar kamergenoten trakteren. Dan blijkt de doos echter al grotendeels door een van hen leeg gesnoept te zijn. Hevige commotie over de diefstal: geen traktatie meer, louter verwijten en beschuldigingen.
Mevrouw Van der Veen kan niet tegen dit benauwende gedwongen samenzijn met lotgenoten. Bovendien kan Helena niet lang meer blijven: Sociale Zaken zal binnenkort de kamers bij mevrouw Lindeman verzegelen; dan heeft ze geen logeerplaats meer. Ten afscheid huurt ze een rijtuig om met haar moeder een kleine rijtoer te maken. Stapvoets gaan ze naar de zee en rijden over de boulevard. Op Helena's verzoek laat de koetsier hen bij de duinen een kwartier alleen. 'Zo, zei Helena zachtjes, zou je moeten leven. Alleen met de zee en zonder mensen' (p. 87). Voor het eerst sinds haar opname in het verpleeghuis is de moeder een poosje met haar dochter alleen geweest. Het afscheid valt daarna alleen maar zwaarder. Het wordt een verdrietig gebeuren, begluurd door nieuwsgierige vrouwen.
Na het vertrek van Helena valt het verblijf in het tehuis nog moeilijker te verdragen. Nergens kan ze alleen zijn met haar verdriet; het tonen of erover praten is al even onmogelijk: nergens vindt ze begrip. Als het mooi weer is gaat ze stiekem langs een steile trap naar de tuin. Het is tegen de regels, meer ze geniet enorm. Eindelijk is ze ontsnapt aan het benauwende gezelschap van haar lotgenoten. Ze gaar echter hard achteruit, ziet steeds duidelijker dat de grote zaal weldra haar vaste verblijfplaats zal worden en beseft dat ze alle pijn, verdriet en doodsangst alleen zal moeten doormaken.
Als haar moeder stervende is komt Helena nog een keer over uit Parijs. Ze slaagt erin nog zoveel contact te maken dat haar moeder haar herkent. Ze wisselen nog een paar zinnen. Het verblijf in het tehuis heeft ze als een hel ervaren maar opeens vraagt ze: 'Is er een hemel?' (p. 133). Helena antwoordt: 'Als er een hemel is, mijn lieve moedertje, dan zul jij er met gejuich begroet worden' (p. 134). Toch moet ze in haar eigen beleving nog door een zwarte tunnel. Pas daarna is ze aan het einde gekomen.
https://scholen.uittrekselbank.nbdbiblion.nl/detail/295542/de-grote-zaal
Verhaalanalyse
Titelverklaring
De titel van het boek is De Grote zaal. Het boek heeft zijn titel gekregen door de verwijzing naar de twee zalen in het boek; de grote zaal en de kleine. De titel krijgt in de loop van het verhaal een onheilspellende lading. De patiënten in de grote zaal hebben vaak niet lang meer te leven. De grootste angst van Geertruide is dan ook om hierop te komen, maar aan het eind van het boek kan ze hier niet aan ontkomen.
Motto
Er is geen motto in het boek.
Thema
Er is een duidelijk thema in De Grote zaal; de angst voor de dood.
De dood wordt gezien als een groot niets. Geertruide weet niet wat er na het leven komt. Haar angst hiervoor wordt weergegeven in de angst voor de grote zaal. Het thema wordt uitgewerkt in het boek door verschillende dingen wat Geertruide zegt. Een voorbeeld:
‘De angst, de verstikkende angst is er weer. Een ondeelbaar ogenblik was ik in de zwarte tunnel , waarvan ik het einde niet kon zien. Met mijn laatste krachten kon ik nog vluchten voor het verschrikkelijke. Voor het onbekende. Maar het is de laatste keer geweest. Ik weet het. Onafwendbaar komt het ogenblik dat ik erdoor zal moeten gaan….. Tot het einde. Wat zal daar zijn? Wat is er aan het einde? Ik ben bang. Is er dan niets wat me helpen kan. Nee, ik ben alleen. Geen mens kan nog iets voor me doen. God! Help me. Laat me niet dwalen in die duisternis waar ik geen weg weet en die voor mij onbegrijpelijk is.’
Motieven
Ook verschillende motieven spelen een grote rol. De belangrijkste hiervan is de eenzaamheid. Geertruide voelt zich eenzaam in het verzorgingstehuis. Helena is in Parijs en Geertruide heeft ook niemand die haar komt opzoeken. De vrouwen in het tehuis vind ze vervelend en het enige waar ze naar uitkijkt zijn de bezoeken van Helena. De existentiële eenzaamheid staat dan ook verbonden met de angst voor de dood. Wie niemand heeft om bij je te staan, moet het laatste deel van zijn leven geheel alleen afleggen.
Een ander motief is de moeder-dochter relatie. De relatie tussen Helena en Geertruide is complex. Helena heeft een compleet andere levenswijze dan Geertruide en gaat ook op een andere manier door het leven.
Het derde motief is de zorg die verleend wordt aan zieke en oude mensen. In het boek wordt hier kritiek op geleverd. Dit laat de schrijver zien door de omstandigheden in het tehuis; het gebrek aan privacy, het volgepropte tehuis en de kwaliteit van de verzorging. Het verzorgingstehuis geeft een dubbelop gevoel. Enerzijds schuld, omdat we onze ouders wegstoppen in een tehuis, anderzijds opluchting, omdat er voor ze gezorgd wordt.
Tijd en ruimte
Het verhaal speelt zich af in 1952. Er worden verder geen data of dagen genoemd. Dit heeft de schrijver expres gedaan om te laten zien dan de dagen troosteloos hetzelfde zijn. Het is dus niet zeker hoe lang het boek duurt, maar je kan aannemen van enkele maanden tot maximaal een jaar. Het verhaal is opgesplitst in drie delen. De delen lopen chronologisch ten opzichte van elkaar. Wel zitten er af en toe flashbacks is.
Het boek speelt zich voornamelijk af in het verzorgingstehuis, eerst in de kleine zaal, daarna in de grote zaal. De symbolische ruimte is in het boek erg belangrijk. Patiënten die in de grote zaal komen staan dan ook vaak aan het einde van hun leven. De grote zaal kan dus gezien worden als de laatste stap tot de dood.
Vertelinstantie
Het boek heeft een ik-perspectief. Er zijn twee verhaallijnen; Helena en Geertruide. De verhaallijnen worden afgewisseld in het verhaal. Het boek bestaat uit drie delen. In het eerste deel wordt er constant afgewisseld tussen de twee vertellers. In deel twee is Geertruide de enige verteller, aangezien Helena dan in Parijs zit. In deel drie is Helena de vertelster. Je krijgt hierdoor het verhaal te zien vanuit twee invalshoek. Je weet hoe ze zich voelen en hoe ze denken.
'Mevrouw Jansen, fluisterde ik. Ja, fluisterde ze terug. Wat is er gebeurd? Ik denk, zei ze, en ze slikte weer hard, dat mevrouw Diepenhorst weggebracht is. Weggebracht? Ja, zei ze, als we, als er iemand dood is gegaan, wordt hij zo gauw mogelijk weggebracht, Ik heb niet gevraagd waarheen ze haar brengen. Mijn hele lijf siddert en ik voel een onweerstaanbaar verlangen te vluchten, Maar waarheen en waarom? Wie zal de volgende zijn?' (blz. 99, Geertruide)
'Onrustig begonnen haar handen te bewegen. Ze gingen van haar hart naar haar keel, van haar keel naar haar hart. Zonder ophouden. Ik nam ze in mijn handen, ze waren ijskoud. Maar ik mocht ze niet vasthouden. Deze strijd, de allerlaatste, moest ze alleen uitvechten.' (blz. 126, Helena)
Personages
In het boek spelen voornamelijk vrouwen een rol, met uitzondering van kleine vergetelijke mannelijke rollen. De twee vertellers krijgen het meeste aandacht.
Geertruide van der Veen: Geertruide is een van de vertellers van het boek. Ze is een gevoelige, schuwe vrouw. Ze is een weduwe en zit in het verzorgingstehuis. Ze zorgt altijd voor een goede indruk en offert veel op voor andere mensen. Ze is gesloten in een gezelschap en laat zich alleen kennen in een-op-een contact.
Helena: Helena is de dochter van Geertruide. Ze is een modeltekenares en woont met haar man Jean in Parijs. Ze is sterk beïnvloed door het existentialisme. Ze weet precies wat ze wilt in het leven en is een onafhankelijke vrouw. Tegenover de situatie van haar moeder staat ze machteloos.
In het verhaal komen er veel vrouwen uit het tehuis voorbij. Elk vertellen ze hun levensverhaal. Geertruide ergert zich heel erg aan de vrouwen en voelt zich dan ook opgesloten in een soort hel. De enige vrouw die Geertruide kan verdragen is mevrouw Jansen.
Eindoordeel
Ik vond De grote zaal een mooi maar emotioneel boek om te lezen. Het taalgebruik was makkelijk en ik kon hierdoor dan ook vlot door het boek heen. Er gebeurt niet veel spannends in het boek wat ik wel jammer vond, aangezien ik meer van spannende boeken houd. De grote zaal laat je nadenken; over de dood, over eenzaamheid, over je toekomst en verzorgingstehuizen. Ik vond het fijn om hierover te kunnen denken en het geeft je toch een beeld over onze maatschappij. Ondanks dat het boek zeventig jaar geleden is geschreven, heeft het nog een actueel beeld. Ik zou het boek dan ook zeker aanraden!
Keuzeopdracht
Schrijf een e-mail naar de hoofdpersoon
Aan: Geertruidevanveen@gmail.com
Van: ivaobbens@denassau.nl
Onderwerp: Bezoek
Lieve Trui,
Hoe gaat het met je? Ik had van Helena gehoord wat er was gebeurd! Hopelijk gaat alles goed en is het verzorgingstehuis niet zo erg als ze beschreef. Helena was laatst langsgekomen in Parijs in mijn nieuwe huis. Het ligt aan de Avenue Elisée Reclus, tegenover de Eifel toren! Vanuit mijn balkonnetje kan ik hierop kijken, och Trui wat zou ik graag willen dat je dit met je eigen ogen kon zien. Helena en ik waren laatst nog naar een klein restaurantje geweest. Het deed me denken aan die ene keer dat wij uit eten gingen in dat kleine restaurantje in Amsterdam. Wat hadden we toch gelachen toen! Helena vertelde mij dat ze binnenkort weer terugkomt naar Parijs en het leek me leuk om een keer langs te komen bij je. Lijkt je dat wat?
Laat je niet zo gek maken door al de vrouwen in het tehuis. Ze bedoelen het vast goed! Ik ben benieuwd naar mevrouw Jansen waar Helena zo over had verteld. Ik had gehoord dat ze een schat van een mens is, ik kan niet wachten om haar te ontmoeten! Ook heb ik geregeld dat Helena kon verblijven in je oude appartement. Zo kon ze vaker bij jou langskomen! Hopelijk kan ik hier ook even terecht wanneer Helena terug komt naar Parijs.
Mail me maar terug wat je er over denkt, dat stap ik zo snel mogelijk op de Thalys!
Hou je taai en laat je niet gek maken! Tot snel lieve Trui!
Liefs,
Iva Obbens
Maak jouw eigen website met JouwWeb